Lotta Svensson
Klein, maar met een grote persoonlijkheid
“Vechten doe ik allang niet meer”
In Slagnäs, regio Arjeplog, runt Lotta Svensson, samen met haar man Tom, het Båtsuoj (rendier in Sami) Sámi Center. Een kleine vrouw komt me tegenmoet lopen. Ze draagt geen Sami kostuum, maar een doodgewone trui en zwarte broek. Waarom ze geen traditionele Samikleding draagt, legt ze graag uit.
“Veel mensen stellen me deze vraag en ik weet ook dat veel eigenaren van een Sami Center wel hun kostuum aantrekken. Toch doe ik dat niet. Toen wij opgroeiden droegen we ook nooit Sami kleding. Juist niet! We wilden niet dat anderen zagen dat we Sami waren. We schaamden ons voor onze komaf. Waarom zou ik dan nu wel mijn kostuum dragen? De enige reden dat ik mijn traditionele kledij aantrek is tijdens Storstämningshelgen, het grote Sami feest in Arvidsjaur. Afgelopen augustus vierden we het 100-jarig bestaan van dit evenement. Een feest voor Sami onder elkaar.”
"Op elke school moest ik weer voor mezelf opkomen"
Samen met Lotta lopen we naar haar kleine openluchtmuseum, een replica van een Sami nederzetting. Er staan vier huisjes en elk huis is anders. Er zijn drie gåhtie, een woonhuis, een ájtte, een opslagplaats en een njalla, een opslagplaats op palen hoog boven de grond. Terwijl we in het zonnetje aan de waterkant plaatsnemen, vertelt Lotta over haar jeugd. “Ik ben hier geboren en heb tot mijn zevende in Slagnås gewoond. Daarna begon het verhuizen: ik heb op dertien verschillende scholen gezeten. Van Slagnås verhuisden we als eerste naar de stad Umeå. Ik was toen zeven jaar en had nog nooit een stad gezien. Wat was ik een buitenbeentje! Bovendien was ik bijzonder klein en had, in hun ogen, een raar accent. Je kunt je dus voorstellen hoe ik gepest werd. Op elke nieuwe school moest ik weer voor mezelf opkomen. Ik was misschien klein, maar wel heel sterk en knokte wat af. Zo leerde ik mijn eigen boontjes te doppen. Een harde leerschool misschien maar die ervaring heeft me sterker gemaakt en me gevormd tot wat ik vandaag de dag ben. Natuurlijk laat ik mijn vuisten niet meer zien, maar ik kan voor mezelf opkomen en laat zeker niet over me heenlopen. Het positieve van al dat verhuizen is dat ik heel veel verschillende mensen heb leren kennen, daardoor ben ik wars van vooroordelen. Die hebben genoeg mensen over mij gehad en ik weet hoe dat voelt!”
De sfeer van vroeger proeven
Ondanks deze pittige jeugd houdt Lotta nog steeds van mensen. Zelfs zo erg dat ze er haar beroep van heeft gemaakt, ze werkt zeven dagen per week met mensen van over de hele wereld. “Na al het verhuizen wilde ik maar een ding: terug naar Slagnås. De plek waar ik mijn eerste levensjaren zonder zorgen heb doorgebracht. Samen met mijn man hebben we Båtsuoj Sami Center opgezet. Mijn man heeft alle huisjes eigenhandig gebouwd en we houden rendieren. We runnen dit centrum nu al 25 jaar en ontvangen hier jaarlijks zo’n 5000 gasten. Al die mensen vertel ik over de Sami geschiedenis. De gasten hebben zich vaak al aardig ingelezen, maar de huisjes, omringd door rendieren, met eigen ogen zien, is toch heel anders. Je voelt de sfeer van hoe het vroeger was, dat haal je niet uit de boeken. Als ze willen kunnen ze hier zelfs een nachtje blijven slapen.”
Lotta heeft, doordat haar vader in de mijnen werkzaam was en daardoor vaak moest verhuizen, geen gemakkelijke jeugd gehad. Toch wist ze haar nare ervaringen om te zetten in iets positiefs. Ze heeft een hoop mensenkennis en gebruikt deze kennis bij haar dagelijkse werkzaamheden. Buiten dat zet ze zich al jaren met hart en ziel in voor de vluchtelingen in haar land. De vrolijke en goedlachse Lotta lijkt hier helemaal op haar plek. Samen met haar man en dochter woont ze hier aan dit sprookjesachtige meer. Dat pesten is allang voorbij. Wat geeft ze haar dochter als levensles mee? “Ik heb haar geleerd dat ze trots mag zijn, dat ze nooit over zich heen moet laten lopen en dat ze altijd haar gevoel van eigenwaarde moet behouden. Zelfs als je daarvoor je vuisten moet gebruiken.”